Skip to Content Information Center
Lexmark CX730

Lexmark CX730

Faxconfiguratie

Algemene faxinstellingen

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Faxnaam

Uw fax-IDpgeven.

    Faxnummer

Uw faxnummer opgeven.

    Fax-ID

  • Faxnaam
  • Faxnummer*

Stel de fax-ID in die moet worden gebruikt tijdens faxonderhandeling.

    Handmatig faxen inschakelen

  • Uit*
  • Aan

Schakel de handmatige faxfunctie in op de printer.

Opmerkingen:

  • Voor deze menuoptie zijn een telefoonlijnsplitter en een telefoonhandset vereist.
  • Gebruik een normale telefoonlijn om een inkomende faxtaak te beantwoorden en een faxnummer te kiezen.
  • Als u direct naar de functie handmatig faxen wilt gaan, tikt u op # en 0 op het toetsenblok.

    Geheugengebruik

  • Alles ontvangen
  • Meestal ontvangen
  • Gelijk*
  • Voornamelijk verzonden
  • Alles verzenden

De hoeveelheid intern geheugen van de printer instellen dat is toegewezen voor faxen.

Opmerking:  Met deze menuoptie voorkomt u geheugenbufferproblemen en mislukte faxpogingen.

    Faxen annuleren

  • Toestaan*
  • Niet toestaan

Uitgaande of inkomende faxen annuleren.

    Faxnummer verbergen

  • Uit*
  • Van links
  • Van rechts

De indeling voor het maskeren van een uitgaand faxnummer opgeven.

    Te verbergen cijfers

  • 0–58 (0*)

Opgeven hoeveel cijfers worden verborgen bij een nummer voor een uitgaande fax.

    Detectie lijn verbonden inschakelen

  • Uit
  • Aan*

Bepalen of een telefoonlijn verbonden is met de printer.

Opmerking:  Voorvallen worden onmiddellijk gedetecteerd.

    Detectie lijn in verkeerde aansluiting inschakelen

  • Uit
  • Aan*

Bepalen of een telefoonlijn verbonden is met de juiste poort op de printer.

Opmerking:  Voorvallen worden onmiddellijk gedetecteerd.

    Ondersteuning voor extensie in gebruik inschakelen

  • Uit
  • Aan*

Bepaal of een telefoonlijn door een ander apparaat wordt gebruikt zoals een andere telefoon op dezelfde lijn.

Opmerking:  Voorvallen worden onmiddellijk gedetecteerd.

    Faxcompatibiliteit optimaliseren

De faxfunctie van de printer configureren voor optimale compatibiliteit met andere faxapparaten.

    Faxtransport

  • T.38
  • Analoog
  • G.711
  • etherFAX

De verzendmethode voor faxen instellen.

Opmerking:  Dit menu-item wordt alleen weergegeven als er een licentiebundel voor etherFAX of Fax via IP (FoIP) op de printer is geïnstalleerd.

HTTPS-faxinstellingen

Opmerking:  Dit menu wordt alleen weergegeven als Faxtransport is ingesteld op etherFAX.

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    HTTPS-service-URL

Geef de URL van de etherFAX-service op.

    HTTPS-proxy

Geef een URL voor de proxyserver op.

    HTTPS-proxygebruiker

Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de proxyserver op.

    HTTPS-proxywachtwoord

    Codering faxverzending

  • Uitgeschakeld
  • Ingeschakeld*
  • Vereist

Codering inschakelen voor uitgaande faxberichten.

    Codering faxontvangst

  • Uitgeschakeld
  • Ingeschakeld*
  • Vereist

Codering inschakelen voor inkomende faxberichten.

    HTTPS-faxstatus

Toon de etherFAX-communicatiestatus.

Faxverzendinstellingen

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Resolutie

  • Standaard*
  • Fijn
  • Zeer fijn
  • Ultrafijn

De resolutie van de gescande afbeelding instellen.

Opmerking:  Met een hogere resolutie is de verzendtijd van faxen langer en is er meer geheugen nodig.

    Origineel

  • [Lijst met papierformaten] (Gecombineerde formaten*)

Het formaat van het originele document opgeven.

    Afdrukstand

  • Staand*
  • Liggend

Het formaat van het originele document opgeven.

    Zijden

  • Uit*
  • Korte zijde
  • Lange zijde

De afdrukstand van het originele document bij het scannen van beide zijden van het document.

    Inhoudstype

  • Tekst*
  • Tekst/foto
  • Foto
  • Illustraties

Het uitvoerresultaat verbeteren op basis van de inhoud van het originele document.

    Inhoudsbron

  • Zwart-wit laser
  • Kleurenlaser*
  • Inkjet
  • Foto/film
  • Tijdschrift
  • Krant
  • Drukwerk
  • Anders

Het uitvoerresultaat verbeteren op basis van de bron van het originele document.

    Intensiteit

  • 1–9 (5*)

De gescande afbeelding lichter of donkerder maken.

    Achter een PABX

  • Aan
  • Uit*

De printer zodanig instellen dat deze een faxnummer kiest zonder te wachten tot de kiestoon is herkend.

Opmerking:  Private Automated Branch Exchange (PABX) is een telefoonnetwerk waarmee één toegangsnummer meerdere lijnen naar externe bellers biedt.

    Kiesmodus

  • Toon*
  • Puls

De kiesmodus voor inkomende en uitgaande faxen opgeven.

Geavanceerde beeldverwerking
MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Kleurbalans

  • Cyaan - Rood
    • -4 tot 4 (0*)
  • Magenta - Groen
    • -4 tot 4 (0*)
  • Geel - Blauw
    • -4 tot 4 (0*)

De kleurintensiteit aanpassen tijdens het scannen.

    Weggevallen kleur

  • Kleur wegfilteren (Geen*)
  • Standaarddrempel rood (128*)
  • Standaarddrempel groen (128*)
  • Standaarddrempel blauw (128*)

Opgeven welke kleur tijdens het scannen wordt weggefilterd en de filterinstelling voor die kleur aanpassen.

    Contrast

  • Beste instelling voor inhoud*
  • 0
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Het contrast van de uitvoer instellen.

    Achtergrond verwijderen

  • Niveau
    • ‑4 tot 4 (0*)

Instellen hoeveel van de achtergrond zichtbaar is op een gescande afbeelding.

    Spiegelbeeld

  • Uit*
  • Aan

Een spiegelbeeld maken van het originele document.

    Negatief afbeelding

  • Uit*
  • Aan

Een negatieve afbeelding van het originele document maken.

    Schaduwdetail

  • ‑4 tot 4 (0*)

Instellen hoeveel schaduw zichtbaar is op een gescande afbeelding.

    Scannen van rand tot rand

  • Aan
  • Uit*

Rand‑tot‑rand scannen instellen van het oorspronkelijke document.

    Scherpte

  • 1–5 (3*)

De scherpte van de gescande afbeelding aanpassen.

    Temperatuur

  • ‑4 tot 4 (0*)

Opgeven of de gegenereerde uitvoer koeler of warmer moet worden.

Beheercontrole
MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Automatisch opnieuw kiezen

  • 0–9 (5*)

Het aantal pogingen opgeven dat de printer opnieuw moet kiezen voordat het verzenden van de fax naar een opgegeven bestemming wordt geannuleerd.

    Aantal keren opnieuw kiezen

  • 1–200 minuten (3*)

De tijd tussen opnieuw kiezen verlengen om de kans op succesvolle faxverzending te verhogen.

    ECM inschakelen

  • Aan*
  • Uit

De modus Foutcorrectie (ECM) voor faxtaken inschakelen.

Opmerking:  ECM detecteert en corrigeert fouten tijdens faxverzending die worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn en een zwak signaal.

    Faxscans inschakelen

  • Aan*
  • Uit

Faxen maken met de printerscanner.

    Faxen vanuit de driver

  • Aan*
  • Uit

Toestaan dat faxen worden verzonden via het printerstuurprogramma.

    Opslaan als snelkoppeling toestaan

  • Aan*
  • Uit

Sla faxnummers op als snelkoppeling op de printer.

    Max. snelheid

  • 33600*
  • 14400
  • 9600
  • 4800
  • 2400

De maximale snelheid voor het verzenden van faxen instellen.

    Aangepaste taak wordt gescand

  • Uit*
  • Aan

Schakel het scannen van aangepaste taken standaard in.

Opmerking:  Dit menu-item wordt alleen weergegeven als er een vaste schijf of een intelligent opslagstation (ISD) is geïnstalleerd.

    Scanvoorbeeld

  • Uit*
  • Aan

Een voorbeeld weergeven van de scan op het display.

Opmerking:  Dit menu-item wordt alleen weergegeven als er een vaste schijf of een ISD is geïnstalleerd.

    Scheve items in ADF aanpassen

  • Uit
  • Aan*

Items in de gescande afbeelding enigszins corrigeren.

    Kleurenscans fax inschakelen

  • Standaard uitgeschakeld*
  • Standaard ingeschakeld
  • Nooit gebruiken
  • Altijd gebruiken

Kleurenscans voor faxen inschakelen.

    Kleurenfaxen automatisch converteren naar zwart-witfaxen

  • Aan*
  • Uit

Alle uitgaande kleurenfaxen converteren naar zwart-witfaxen.

    Faxnummer bevestigen

  • Uit*
  • Aan

De gebruiker vragen om het faxnummer te bevestigen.

    Kiesvoorvoegsel

Een kiesvoorvoegsel instellen.

    Regels kiesvoorvoegsel

Een regel voor het kiesvoorvoegsel instellen.

Faxontvangstinstellingen

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Faxtaak in wachtrij

  • Geen*
  • Toner
  • Toner en supplies

Faxtaken die bepaalde niet-beschikbare bronnen vereisen, verwijderen uit de afdrukwachtrij.

    Aantal belsignalen

  • 1–25 (3*)

Geef op na hoeveel belsignalen de printer binnenkomende faxen moet beantwoorden.

    Automatisch verkleinen

  • Aan*
  • Uit

Schaalt inkomende faxen om ze passend te maken voor de pagina.

    Papierbron

  • Lade [X]
  • Auto*

Hiermee geeft u de papierbron voor het afdrukken van inkomende faxen op.

    Zijden

  • Aan
  • Uit*

Druk op beide zijden van het papier af.

    Scheidingsvellen

  • Geen*
  • Voor taak
  • Na taak

Opgeven of er tijdens het afdrukken lege scheidingsvellen moeten worden ingevoegd.

    Bron scheidingsblad

  • Lade [X] (1*)

De papierbron voor het scheidingsvel opgeven.

    Uitvoerlade

  • Standaardlade

Hiermee stelt u de uitvoerlade in voor ontvangen faxen.

    Voettekst fax

  • Aan
  • Uit*

De transmissie-informatie onder aan elke pagina van een ontvangen fax afdrukken.

    Tijdstempel faxvoettekst

  • Ontvangen*
  • Afdrukken

Tijdstempel onder aan elke pagina van een ontvangen fax afdrukken.

    Faxen in wachtrij

  • De modus Faxen in wachtrij
    • Uit*
    • Altijd aan
    • Handmatig
    • Gepland

Wachten met afdrukken van ontvangen faxen totdat deze worden vrijgegeven.

    Faxen in wachtrij

  • Wachtschema fax

Een schema toewijzen voor het in de wacht zetten van faxen.

Opmerking:  Dit menu-item wordt alleen weergegeven als De modus Faxen in wachtrij is ingesteld op Gepland.

Beheercontrole
MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Faxen ontvangen inschakelen

  • Aan*
  • Uit

Instellen dat de printer faxtaken kan ontvangen.

    Kleurenfaxen ontvangen inschakelen

  • Aan*
  • Uit

Instellen dat de printer kleurenfaxen kan ontvangen.

    Nummerweergave inschakelen

  • Aan
  • Uit*

De nummerweergave-gegevens van de inkomende oproep weergeven op het printerdisplay.

    Fax zonder naam blokkeren

  • Aan
  • Uit*

Inkomende faxen zonder fax-ID’s blokkeren.

    Lijst met geblokkeerde faxnummers

  • Gebl. fax toevoegen

De telefoonnummers opgeven die u wilt blokkeren.

    Beantwoorden na

  • Alle belsignalen*
  • Alleen één belsignaal
  • Alleen twee belsignalen
  • Alleen drie belsignalen
  • Alleen één of twee belsignalen
  • Alleen één of drie belsignalen
  • Alleen twee of drie belsignalen

Een speciaal belsignaal instellen voor inkomende faxen.

    Automatisch beantwoorden

  • Aan*
  • Uit

Instellen dat de printer automatisch faxen kan ontvangen.

    Handmatige antwoordcode

  • 0–9 (9*)

Voer handmatig een code in op het numerieke toetsenblok van de telefoon om het ontvangen van een fax te starten.

Opmerkingen:

  • Dit menu-item wordt alleen weergegeven als de printer een lijn deelt met een telefoon.
  • Dit menu-item wordt alleen weergegeven als de printer zodanig is ingesteld dat faxen handmatig worden ontvangen.

    Fax doorsturen

  • Afdrukken*
  • Afdrukken en doorsturen
  • Doorsturen

Opgeven of een ontvangen fax moet worden doorgestuurd.

    Doorsturen naar

  • Bestemming 1
  • Bestemming 2

Opgeven waarnaar een ontvangen fax moet worden doorgestuurd.

Opmerking:  Dit menu-item wordt alleen weergegeven als Fax doorsturen is ingesteld op Afdrukken en doorsturen of Doorsturen.

    Max. snelheid

  • 33600*
  • 14400
  • 9600
  • 4800
  • 2400

De maximale snelheid voor het verzenden van faxen instellen.

Faxvoorblad

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Faxvoorblad

  • Standaard uitgeschakeld*
  • Standaard ingeschakeld
  • Nooit gebruiken
  • Altijd gebruiken

De instellingen voor het faxvoorblad configureren.

    Inclusief veld Aan

  • Uit*
  • Aan

    Inclusief veld Van

  • Uit*
  • Aan

    Van

    Bericht-veld weergeven

  • Uit*
  • Aan

    Bericht:

    Logo opnemen

  • Uit*
  • Aan

    Voettekst [x] opnemen

  • Uit*
  • Aan

    Voettekst [x]

Faxloginstellingen

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Frequentie transmissielogbestand

  • Altijd*
  • Nooit
  • Alleen bij fout

Opgeven hoe vaak de printer een transmissielogboek maakt.

    Actie transmissielogboek

  • Afdrukken
    • Uit
    • Aan*
  • E-mail
    • Uit*
    • Aan

Een log van succesvolle of mislukte faxverzendingen afdrukken of e-mailen.

    Foutlog ontvangen faxen

  • Nooit afdrukken*
  • Afdrukken bij fouten

Een log afdrukken van fouten bij het ontvangen van faxen.

    Automatisch logs afdrukken

  • Aan*
  • Uit

Alle faxactiviteiten afdrukken.

    Papierbron logs

  • Lade [x] (1*)

De papierbron opgeven voor het afdrukken van logs.

    Weergave logs

  • Naam externe fax*
  • Gekozen nummer

De afzender identificeren aan de hand van de externe faxnaam of het externe faxnummer.

    Opdrachtlog inschakelen

  • Aan*
  • Uit

Een overzicht van alle faxtaken weergeven.

    Kieslog inschakelen

  • Aan*
  • Uit

De geschiedenis van de faxoproepen weergeven.

    Uitvoerlade log

  • Standaardlade*
  • Uitvoerlade [x]

De uitvoerlade voor afgedrukte logs opgeven.

Luidsprekerinstellingen

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Luidsprekermodus

  • Altijd uit*
  • Altijd aan
  • Aan tot verbinding

De faxluidsprekermodus instellen.

    Luidsprekervolume

  • Laag*
  • Hoog

Het faxluidsprekervolume aanpassen.

    Beltoonvolume

  • Uit*
  • Aan

Het beltoonvolume inschakelen.

Instellingen VoIP

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    VoIP-protocol

  • SIP*
  • H.323

Stel het VoIP-protocol (Voice over Internet Protocol) in.

    STUN-server

Geef de STUN-server op die een firewall moet passeren.

    Modus Faxen forceren

  • Uit
  • Aan*

Schakel de VoIP-gateway van analoog naar T.38 aan het begin van een faxoproep.

    Modus Faxen vertragen

  • 0–15 (7*)

Stel de vertraging in seconden in wanneer u nog een uitnodiging voor Modus Faxen forceren verzendt.

Instellingen SIP

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Proxy

Geef het IP-adres op van het systeem dat het telefoonnummer converteert naar een IP-adres waar de fax naartoe wordt verzonden.

    Registrar

Geef een naam of IP-adres op van het systeem voor de registratie van SIP-clients (Session Initiation Protocol).

    Gebruiker

Geef de naam op van de gebruiker voor SIP.

    Wachtwoord

Geef het wachtwoord op dat wordt gebruikt voor registratie bij de SIP-registrar.

    Ver.-ID

De gebruikersnaam die wordt gebruikt bij de registratie.

Opmerking:  Als de instelling Ver.-ID niet is ingesteld, gebruikt de instelling in plaats daarvan de gebruikersnaam van het veld Gebruiker.

    Vervoer voor registratie

  • UDP*
  • TCP

Stel het SIP-vervoertype in voor registratie.

    Vervoer voor inkomende oproepen

  • UDP*
  • TCP
  • UDP en TCP

Stel het SIP-vervoertype in voor inkomende oproepen.

    Vervoer voor uitgaande gesprekken

  • UDP*
  • TCP

Stel het SIP-vervoertype in voor uitgaande oproepen.

    Uitgaande proxy

Geef een uitgaande proxy op om alle SIP-communicatie door te sturen.

    Contact

Een contactpersoon opgeven voor SIP.

    Gebied

Geef een gebiedsnaam op voor SIP.

Opmerking:  Als de instelling Gebied niet is ingesteld, wordt in plaats daarvan de naam van de Contactpersoon gebruikt.

    SIP-registratiestatus

De status van de SIP-registratie weergeven.

Instellingen H.323

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Gateway

Geef het IP-adres van de H.323-gateway op.

    Gatekeeper

Geef de H.323-gatekeeper op.

    Gebruiker

Geef de gebruikersnaam op die wordt gebruikt met de H.323-gateway.

    Wachtwoord

Geef het wachtwoord voor de H.323-gateway op.

    Snelstart inschakelen

  • Uit*
  • Aan

Snelstart inschakelen.

    Tunnelen H.245 uitschakelen

  • Uit*
  • Aan

Tunnelen H.245 uitschakelen.

    Gatekeeper zoeken uitschakelen

  • Uit
  • Aan*

H.323-gatekeeper zoeken uitschakelen.

Instellingen T.38

MenuoptieBeschrijving

Opmerking:  Een sterretje (*) naast een waarde geeft aan dat dit een in de fabriek ingestelde waarde is.

    Indicator-redundantie

  • 0–5 (3*)

Het aantal keren instellen dat een faxindicator wordt herhaald in de T.38-communicatie.

    Trage redundantie

  • 0–5 (3*)

Stel het aantal keren in dat gegevens met lage snelheid worden herhaald in de T.38-communicatie.

    Snelle redundantie

  • 0–5 (1*)

Stel het aantal keren in dat gegevens met hoge snelheid worden herhaald in de T.38-communicatie.

Was dit artikel nuttig?
Top