Veeg met één vinger naar links en vervolgens naar boven | Start de Toegankelijkheidsmodus. Gebruik hetzelfde gebaar om de Toegankelijkheidsmodus af te sluiten. Opmerking: Deze beweging is ook van toepassing wanneer de printer in de normale modus staat. |
Dubbeltik met één vinger | Een optie of item op het scherm selecteren. |
Tik twee keer met twee vingers op het pictogram beginscherm | Schakel de Toegankelijkheidsmodus uit. |
Tik drie keer met één vinger | Inzoomen of uitzoomen op tekst en afbeeldingen. |
Veeg naar rechts of omlaag met één vinger | Naar het volgende item op het scherm gaan. |
Veeg naar links of omhoog met één vinger | Naar het vorige item op het scherm gaan. |
Veeg met één vinger omhoog en vervolgens omlaag | Naar het eerste item op het scherm gaan. |
Pan | Naar gedeelten van het ingezoomde beeld gaan die buiten de grens van het scherm vallen. Opmerking: Sleep een ingezoomde afbeelding met twee vingers. |
Veeg met één vinger omhoog en vervolgens naar rechts | Verhoog het volume. Opmerking: Deze beweging is ook van toepassing wanneer de printer in de normale modus staat. |
Veeg omlaag en vervolgens naar rechts met één vinger | Zet het volume lager. Opmerking: Deze beweging is ook van toepassing wanneer de printer in de normale modus staat. |
Veeg met één vinger omhoog en vervolgens naar links | Een toepassing sluiten en terugkeren naar het startscherm. |
Veeg omlaag en vervolgens naar links met één vinger | Naar de vorige instelling gaan. |