Hostnaam instellen | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | De huidige TCP/IP-hostnaam instellen. |
Domeinnaam | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | De domeinnaam instellen. |
DHCP/BOOTP toestaan de NTP-server bij te werken | Aan* Uit | DHCP-clients (Dynamic Host Configuration Protocol) en BOOTP-clients (BOOTstrap Protocol) toestaan de NTP-instellingen van de printer bij te werken. |
Naam configuratieloze verbinding | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Een servicenaam voor het configuratieloze netwerk opgeven. |
Auto IP inschakelen | Uit Aan* | Automatisch een IP-adres toewijzen. |
DNS-serveradres | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Het huidige DNS-serveradres (Domain Name System) opgeven. |
Back-up DNS-serveradres | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Het back-up DNS-serveradres specificeren. |
Back-up DNS-serveradres 2 |
Back-up DNS-serveradres 3 |
Domeinzoekvolgorde | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Een lijst van domeinnamen opgeven om de printer en de bronnen te zoeken die zich in verschillende domeinen op het netwerk bevinden. |
DDNS inschakelen | Uit* Aan | De dynamische DNS-instellingen bijwerken. |
DDNS TTL | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | De huidige DDNS-instellingen opgeven. |
Standaard-TTL |
DDNS-vernieuwingstijd |
mDNS inschakelen | Uit Aan* | De multicast DNS-instellingen bijwerken. |
WINS-serveradres | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Een serveradres opgeven voor Windows Internet Name Service (WINS). |
BOOTP inschakelen | Uit* Aan | De BOOTP toestaan een IP-adres van de printer toe te wijzen. |
Beperkte serverlijst | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | De IP-adressen opgeven die met de printer mogen communiceren via TCP/IP. Opmerkingen: - Gebruik een komma om elk IP-adres te scheiden.
- U kunt maximaal 50 IP-adressen toevoegen.
|
Opties voor Beperkte serverlijst | Alle poorten blokkeren* Alleen afdrukken blokkeren Alleen afdrukken en HTTP blokkeren | De toegangsoptie instellen voor IP-adressen die niet in de lijst staan. |
MTU | 256–1500 Ethernet (1500*) | Een MTU-parameter (maximale transmissie-eenheid) voor de TCP-verbindingen opgeven. |
Raw printerpoort | 1–65535 (9100*) | Een raw-poortnummer opgeven voor printers die zijn verbonden met een netwerk. |
Maximale snelheid van uitgaand verkeer | Uit* Aan | De maximale overdrachtsnelheid van de printer instellen. Opmerking: Indien ingeschakeld, is de optie voor deze instelling 100–1000000 kilobits per seconde. |
TLS-ondersteuning | TLSv1.0 inschakelen (Uit*) TLSv1.1 inschakelen (Uit*) TLSv1.2 inschakelen (Aan*) | Schakel het Transport Layer Security-protocol in. |
SSL-coderingslijst | De instelling wordt door de gebruiker gedefinieerd. | Geef de cipher-algoritmen op die moeten worden gebruikt voor de SSL- of TLS-verbindingen. |
TLSv1.3 SSL-coderingslijst |